Bloed, zweet en tranen: relaas en nasleep van de finale van de Champions League 1995-1996 tussen Ajax en Juventus

Midden de jaren ’90 van de vorige eeuw werd de Nederlandse voetbalclub AFC Ajax uit Amsterdam algemeen beschouwd als de beste club ter wereld.

Onder leiding van geboren Amsterdammer Louis Van Gaal wint Ajax, met een verzameling aan eigen jeugdspelers, de Champions League in 1995. Het doelpunt van invaller Patrick Kluivert – product van de Ajax-school – helpt de Ajacieden voorbij het vooraf onverslaanbaar geachte AC Milaan.

Die overwinning loodst Ajax voorbij Milaan naar de eerste plaats in de denkbeeldige stand van de beste clubs ter wereld.

Later dat jaar zullen de Amsterdammers ook de Wereldbeker voor Clubs in hun prijzenkast mogen bijzetten, na een overwinning tegen het Braziliaanse Grêmio, op strafschoppen.

In 1996 staat het Ajax van Van Gaal opnieuw in de finale van de Champions League. Deze keer treft het Juventus, een ploeg die bezig is aan een wederopstanding, na een aantal grijze jaren.

De inbreng van coach Marcello Lippi is hieraan niet vreemd. Later zal blijken dat ook andere zaken hierin hun rol speelden.

Ajax leeft ontspannen en met vertrouwen toe naar de wedstrijd, die plaatsvindt op woensdag 22 mei 1996, in het Stadio Olimpico in Rome.

Louis Van Gaal geeft zijn spelers na het einde van de vaderlandse competitie een aantal dagen vrijaf, zodat ze zich mentaal en fysiek optimaal kunnen voorbereiden op dé wedstrijd van het jaar.

Puur op voetballend vermogen heeft Ajax geen kind aan Juventus, maar de fysieke kracht van de Italianen wordt wel danig gevreesd.

In het systeem van Lippi zijn vooral de vleugelverdedigers van doorslaggevend belang. Op papier speelt Juventus met drie spitsen: grijze vos Fabrizio Ravanelli op de rechterflank, de kalende Gianluca Vialli in het centrum en het opkomende supertalent Alessandro Del Piero op de linkerflank.

In praktijk knijpen Ravanelli en Del Piero (van nature spelers voor de centrale as) echter veelvuldig naar binnen en laten zij de flanken als dusdanig open voor de opkomende vleugelverdedigers.

Die vleugelverdedigers zijn fysiek indrukwekkende spelers, die in staat zijn om de volledige flank voor hun rekening te nemen.

Op de linkerflank is dit Gianluca Pessotto, een kleine en vinnige speler afkomstig uit Latisana. De rechterflank wordt ingenomen door Moreno Torricelli, bijgenaamd “de slachter van Turijn”. Wie wenst te weten hoe Torricelli aan zijn bijnaam komt, raad ik aan zijn naam even in typen op Google Afbeeldingen.

Van Gaal beseft het gevaar, maar is niet van plan zijn eigen systeem volledig af te stemmen op de Italianen. Zoals altijd houdt hij vast aan zijn 4-3-3 opstelling, die ook wel kan worden geïnterpreteerd als een 3-4-3 in balbezit.

Een sleutelrol is weggelegd voor de Fin Jari Litmanen, die opereert vlak achter diepe spits Nwankwo Kanu. Litmanen is niet alleen de man van de ideeën, maar ook van de (vele) belangrijke doelpunten.

Tijdens het zingen van de Champions League-hymne door de Italiaanse tenor Andrea Bocelli, is het verschil in stijl tussen beide ploegen reeds merkbaar. De Ajacieden, getooid in hun traditionele rood-witte uitrusting, kijken kalm en met stoïcijnse blik richting camera. De strijders van Juventus daarentegen, kunnen schijnbaar niet wachten om aan de wedstrijd te beginnen en slagen er met moeite in hun gespierde benen en armen nog even in bedwang te houden. Met ogen als vuurballen kijken de Juventus-spelers in de traag voorbijglijdende lens van de camera.

Het hoeft niet te verbazen dat de start van de Juventini furieus is. Reeds in de 13de minuut profiteert Ravanelli van een misverstand in de verdediging van Ajax en kan hij de bal – vanuit een onwerkelijk scherpe hoek – in het doel glijden.

Ajax is van slag en slaagt er niet in zijn normale en zo kenmerkende combinatievoetbal op de mat te leggen.

Toch komen ze net voor de rust langszij. Peruzzi, de Turijnse doelman, devieert een matige vrije trap van Frank de Boer terug in het pak en na een korte scrimmage weet Jari Litmanen – wie anders – de bal in het doel te lepelen.

Een tweede helft vol spektakel lijkt eraan te komen.

Niets is echter minder waar.

Ajax slaagt er maar niet in de bakens te verzetten tegen de stugge Italianen, die geen enkele barst vertonen in hun opgetrokken muur van gewapend beton.

Voor Ajax is het ook steeds opletten voor de aartsgevaarlijke driehoek Ravanelli-Vialli-Del Piero.

De wedstrijd kabbelt langzaam voort richting verlengingen, die uiteindelijk ook een maat voor niets zullen blijken.

Strafschoppen moeten beslissen over deze finale, die niet ten volle aan de verwachtingen heeft voldaan.

Edgar Davids en Sonny Silooy missen voor Ajax, terwijl Juventus een perfect rapport kan voorleggen.

De Beker met de Grote Oren gaat naar Turijn.

Het heeft bloed, zweet en tranen gekost, maar na 11 vermaledijde jaren mag Juventus zich weer de beste van Europa noemen. De vorige overwinning, in 1985 op de Heizel, zal altijd in de schaduw staan van het drama dat zich die avond in Brussel heeft voorgedaan. Nu kan niets of niemand de overwinning van Juventus contesteren. Althans, zo lijkt het toch.

De verloren finale blijkt ook het begin van het einde te zijn van een gouden periode voor Ajax en het Nederlandse clubvoetbal. Een jaar later bereikt Ajax nog wel de halve finale van de Champions League, maar ook daarin blijkt Juventus te sterk.

Het arrest-Bosman zorgt ervoor dat Ajax zijn beste spelers (veelal gratis) moet laten gaan. Hun vervangers zijn niet van dezelfde kwaliteit. Ook de toestroom van jeugd blijkt even te stokken.

Juventus daarentegen beleeft hoogdagen, met nog twee Champions League-finales in twee jaar tijd. Daarin gaan ze wel telkens roemloos ten onder…

In 1998 davert het Italiaanse voetbal echter op zijn grondvesten.

Zdenêk Zeman, coach van het rivaliserende AS Roma, hekelt de “overmedicalisering” van het voetbal en suggereert hierbij in één adem dat Juventus zijn spelers dopeert.

In Turijn staat men op zijn achterste poten.

In een interview noemt Gianluca Vialli Zeman “een terrorist, die het voetbal wil vernietigen”.

Toch heeft de uitspraak van Zeman effect, want de Italiaanse autoriteiten openen een onderzoek naar dopinggebruik bij Juventus.

Bij een inval in het stadion worden maar liefst 250 verschillende soorten medicijnen aangetroffen. Daar zitten onder andere producten bij tegen hartfalen en psychoses. Uiteraard zeer eigenaardig voor topvoetballers, in de fleur van hun leven.

De gemene deler onder de aangetroffen producten: zij blijken op één of andere manier steeds prestatie bevorderend te zijn.

De speurders treffen ook analyses van bloedtesten aan. Het bloed van elke speler van Juventus blijkt door de medische staf op minutieuze wijze te worden onderzocht en geanalyseerd.

De analyses worden voorgelegd aan de Italiaanse bloeddopingexpert D’Onofrio, die er geen twijfel over laat bestaan: de analyses tonen “niet normale variabelen in het bloed” aan.

Uit de bloedwaarden blijkt dat de hemoglobine-waarden van de Juventus-speler enorme bokkensprongen maakten gedurende het seizoen.

Hemoglobine is een eiwit in de rode bloedcellen dat ervoor zorgt dat er zuurstof naar de spieren kan worden getransporteerd. Hoe meer hemoglobine, hoe meer zuurstof er naar de spieren vloeit. En hoe meer zuurstof de spieren aangeleverd krijgen, hoe beter voor de prestatie.

In het licht van de prestatie van Juventus in de finale van 1996 is het uiteraard zeer interessant om na te gaan wat er in die periode met de hemoglobine-waarde van de Juventus-spelers aan de hand was.

De vaststellingen zijn verbluffend.

In de periode april 1996 – juni 1996 bereikten de hemoglobine-waarden van het merendeel van de Juventus-spelers hun hoogste piek van dat jaar.

Dit is uiteraard hoogst eigenaardig, nu men zou verwachten dat deze waarde na een lang en slopend seizoen eerder op een dieptepunt zou zitten… Dit kan enigszins worden vergeleken met een wielrenner wiens hemoglobine-waarde in de derde week van de Ronde van Frankrijk een piek zou bereiken. Dit is wetenschappelijk gezien onmogelijk.

D’Onofrio stelt duidelijk dat het hierdoor “zeker” is dat de Juventus-spelers “iets” gebruikt hebben om die hemoglobine-waarde artificieel te verhogen. Het gebruik van erytropeïtine (in de volksmond beter bekend als EPO) ligt volgens D’Onofrio meer dan waarschijnlijk aan de basis van die verhoging.

Dergelijke snelle en hoge piek in hemoglobine kan volgens D’Onofrio onmogelijk op een natuurlijke wijze worden verkregen. Bovendien is die piek ook bij heel veel spelers vastgesteld tijdens dezelfde periode. Toeval is dus uitgesloten.

Volgens D’Onofrio is het dan ook zonneklaar: de Juventus-spelers waren gedopeerd voor de finale op 22 mei 1996.

D’Onofrio heeft dit ook zo verklaard aan de Italiaanse Rechtbank. Diverse Juventus-spelers, waaronder enkele hoofdrolspelers in de finale, zoals Del Piero en Vialli, werden opgeroepen als getuige in de rechtszaak. Iedereen hulde zich echter in stilzwijgen.

Uiteindelijk werd enkel de dokter van Juventus veroordeeld, wegens sportieve fraude, voor het bezit en het toedienen van de genoemde 250 medicijnen.

Geen enkele speler van Juventus werd veroordeeld of geschorst. Ook de club zelf werd niet gestraft.

In beroep verkreeg de dokter van Juventus uiteindelijk zelfs de vrijspraak…

Intussen is de zaak verjaard en blijft het dopingpotje rond de finale van 1996 dus voor eeuwig dicht. Het vies dopingreukje blijft echter hangen.

De vaststellingen van D’Onofrio tonen echter wel duidelijk aan dat doping in voetbal wel degelijk in zwang was (of is?). Het is zeer belangrijk deze vaststellingen te kaderen in het licht van de verklaringen van de FIFA omtrent dopinggebruik in het voetbal.

Jarenlang pretendeerde FIFA immers dat doping in voetbal niet zou helpen en dus ook niet genomen wordt. FIFA verwees daarbij fijntjes naar de vele dopingcontroles die werden uitgevoerd en waarbij bijna nooit iemand tegen de lamp liep.

Intussen is gebleken dat deze stelling niet klopt en zelfs als lachwekkend kan worden beschouwd.

Ten eerste helpt doping wel degelijk bij voetbal. Zo zorgt de toediening van anabole steroïden voor grotere spierkracht en dus ook toegenomen snelheid. Deze eigenschap valt niet te onderschatten in het hedendaagse voetbal. Bovendien zorgt toediening van epo voor een langere uithouding (zeer bruikbaar tijdens een match van 90 minuten of soms zelfs 120 minuten) en betere recuperatie (uitermate handig tijdens een seizoen met meer dan 70 wedstrijden).

Ten tweede vergat FIFA er ook bij te vertellen dat de dopingcontroles in het voetbal jarenlang slechts een formaliteit waren.

Zo werden lange tijd enkel urinemonsters genomen en geen bloedstalen. Je hoeft niet te hebben gestudeerd om te weten dat men uit urine slechts een fractie van de informatie kan halen die men uit het bloed kan halen.

Bovendien was de analyse van die urinemonsters zelf ook een lachertje.

In de jaren ’90 werden bijna alle urinemonsters uit het Europese voetbal gecontroleerd door het labo in Rome.

Ook de urinemonsters van twee spelers van Juventus werden na de finale van 1996 naar dat labo in Rome gestuurd.

Jaren later kwam echter aan het licht dat het labo in Rome veel te weinig capaciteit had om alle ingestuurde monsters te onderzoeken.

Naar schatting werden slechts 30% van de ingestuurde monsters daadwerkelijk geanalyseerd.

Van die 30% werden slechts een paar stalen getest op het gebruik van anabole steroïden. Een epo-test was in 1996 zelfs nog niet beschikbaar…

De zoektocht naar doping was er dus één naar een speld in een hooiberg.

Volgens de gewezen directeur van het labo in Rome was de FIFA van dit alles trouwens zeer goed op de hoogte.

Nochtans werden de testen afgenomen in het labo in Rome door FIFA gebruikt om aan te tonen dat hun sport clean is.

Het mag alleen maar worden gehoopt dat dopingcontroles en analyses door de FIFA in de huidige tijden iets doortastender gebeuren en dat we niet opnieuw voor de gek worden gehouden.

De zweem van corruptie die nog steeds rond het instituut hangt, doet wel niet bepaald veel vertrouwen rijzen.

Gepubliceerd door Bram Allemeersch

Advocaat te Waregem. Passie voor sport én recht.

Plaats een reactie

Ontwerp een vergelijkbare site met WordPress.com
Aan de slag